80% ‘achteruitgang’ huiszwaluw door datacorrectie Sovon

Stippellijn een fictieve trend, De Levende Natuur, blz 6, jaargang 120, nr1

In een nieuwe aflevering van de online cursus Bullshitdetectie vandaag: SOVON-personeel claimt met marketingpersoneel van Vogelbescherming BV sinds 2013 plots een 80 procent achteruitgang van de huiszwaluw sinds de jaren ’70 in het januari 2019-nummer van ‘De Levende Natuur.’ Zo willen zij een verband suggereren met insectenafname en bestrijdingsmiddelen van de landbouw.

Die afname rust echter niet op tellingen maar op een correctie in historische telgegevens en is slechts virtueel. 

Telgegevens uit het buitenland en op regionale locaties geven nergens een rechtvaardiging van een 80 procent hogere populatie in de jaren ’70. De dramatische afname komt tot stand door een reeds in 1991 voorgestelde data-correctie van telgegevens uit de jaren ’70-’80.

Die datacorrectie was al in 1991 voorgesteld, maar werd 22 jaar later pas, in 2013 plots ‘de realiteit’ die Sovon en Vogelbescherming nu voor campagnes gebruiken.

Terwijl SOVON-onderzoekers een verband suggereren tussen ‘bestrijdingsmiddelen’ en een geclaimde ‘insectenafname’, nam de huiszwaluwpopulatie sinds 1990 juist licht toe volgens hun nieuwe telmethodes sinds 1990. Bovendien werden er in de jaren ’60-’70 meer persistente pesticiden gebruikt dan nu.

Huiszwaluwen onder brug Lorentzsluizen

Ik fop, hij fopt, wij Ruud Foppen
Het gaat hier om het artikel ‘Wat bepaalt het succes van huiszwaluwtillen?’ (De Levende Natuur januari 2019, blz 5-10) onder verantwoordelijkheid- van de innig bij fondsenwervende campagnes van het reclamebedrijf Vogelbescherming BV betrokken- ecoloog Ruud Foppen (SOVON) en de communicatieman van Vogelbescherming, Jip Louwe Kooijmans met Loes van den Bremer van SOVON als eerste auteur.

Ze openen hier in het artikel met:

Ten opzichte van 1970 is het aantal broedparen van de huiszwaluw met ruim 80 procent afgenomen. (fig 1)De soort staat daarom als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst

Vogelbescherming BV voert campagne tegen boeren en voor subsidie. Dus moet het verhaal ‘verdwenen insecten’ en ‘verdwenen vogels’ tussen de oren

Men schat sinds de jaren ’90 het aantal broedparen van die huiszwaluw op 70-100.000 (…).  Figuur 1 hierboven toont een tot indexcijfers omgetoverde grafiek die de populatie huiszwaluwen zou verbeelden. Het bijschrift claimt dat die stippellijn is gebaseerd op ‘landelijke populatieschattingen uit de jaren ’70 en ’80’. En ‘rond 1970 werd het aantal broedparen nog op 450.000 geschat’. 

En verder op blz 5:

De afname werd echter waarschijnlijk vooral veroorzaakt door afnemend voedselaanbod (vliegende insecten) als gevolg van landbouwintensivering (oa pesticidengebruik, ontwatering)(Piersma, 2017, van den Bremer et al 2017)

Huiszwaluw Stavoren

Aanname ‘pesticiden deden’ het leunt op 1 vliegenval in Schotland
Dan volgen twee literatuurverwijzingen in de grijze literatuur ter ondersteuning van ‘de afname van insecten deed het’; ‘De Zwaluwen van Gaast’ (2017, Bornmeer), van kanoet-deskundige Theunis Piersma die een eigen zwaluwtil heeft bij zijn publiek gefinancierde penthouse.

Voor de populatie-afname verwijzen ze naar het campagne-document de ‘Voorstudie Jaar van de Huiszwaluw’ (2017) betaald door Vogelbescherming BV met de zelfde Loes van den Bremer.

Daarin wordt de totstandkoming van de 80 procent achteruitgang uit de doeken gedaan, verwijzend naar Arend van Dijk zijn studie in Vogeljaar in 2013. Van Dijk laat zien dat met terugwerkende krachtherberekende populatieschattingen’ (geen tellingen !!!) een populatie-afname tonen. Dan gaat bij de Bullshit-detector natuurlijk direct het alarm rinkelen….Komen we zo op terug.

Arend van Dijk in het Vogeljaar 61 (4 & 5) 2013

80 procent achteruitgang is nooit geteld
Dus we hebben te maken met een met terugwerkende kracht berekende achteruitgang in 1991. Een berekening die, die na Arend van Dijk in 2013 en de campagne van Vogelbescherming plots ‘de’ realiteit wordt. En dus geen ‘populatieschatting in 1970′. Voor die al dan niet bestaande achteruitgang, vinden we daarin de zelfde formulering als in het Levende Natuur-artikel (blz 19), een verwijzing naar de zelfde ene studie in Schotland die Piersma citeert:

Piersma (2014) verwijst naar de studie van Benton et al. (2002) die laat zien dat insectenaeroplankton tussen 1970 en 2000 in Schotland ernstig is afgenomen, vergelijkbaar met andere plekken op de Britse eilanden.

Zij toonden aan dat 1) de neergang van het aantal insecten het grootst was in gebieden waar de landbouw het sterkst intensiveerde en 2) dat de insectengroep met de grootste afname die van de zwarte vliegen (Bibionidae) was, die naast muggen en bladluizen het belangrijkste onderdeel vormen van het dieet van de Huiszwaluw.

Ook luchtvervuiling en het overmatige gebruik van insecticiden in de landbouw maar ook door particulieren hebben een negatief effect op het insectenbestand (De Laet 2013). Steekmuggen vormen plaatselijk een hoofdbestanddeel van het menu

…2/3de verdwenen insecten teisteren de pinken de hele dag, zodat ze de hele dag moeten staart-zwaaien en kop-schudden

Ook vraag je af, hoe Loes die conclusies trekt op basis van Piersma. De ecoloog die op zijn beurt Benton citeert. Tim Benton toonde in het Journal of Applied Ecology (2002)bij sommige insectengroepen een afname op basis van slechts 1 ‘suction trap’, dus 1 vliegenval van de Universiteit van Stirling.

Bovendien was de afname beperkt tot een select aantal insectengroepen. Terwijl bij pesticiden een uniforme afname te verwachten is. Zoals bij campagne-wetenschap gebruikelijk, doet men dus verregaande conclusies op basis van beperkte data, en innerlijk tegenstrijdige beweringen.

En voor de niet-vogelaars als verschil; de boerenzwaluwen

Hoe berekenen ze een ware huiszwaluwplaag in 1970?
De vraag is dus: hoe komen ze aan die 450.000 PAREN huiszwaluwen in 1970, bijkans een ware plaag. Dan zouden alle gebouwen en kunstwerken met nesten bezet moeten zijn, en miljoenen (pas uitgevlogen) zwaluwtjes na het broedseizoen de lucht bijna zwart maken.

Terwijl je dus nu, anno 2019 bij een huiszwaluw-paar van ruim 100 duizend al met die zwaluwtjes wordt doodgegooid. Althans, hier bij ons in Friesland.  Allereerst; wie is de huiszwaluw?

Huiszwaluwen maken dat ‘prik prik prik’ geluid, hebben die kortere vorkstaart (net als de oeverzwaluw), terwijl de boerenzwaluwen (zie boven) die lange staarten hebben en vrolijk kwetteren. Ze bouwen hun nestjes aan huizen, en gebruiken daarvoor vochtige modder. Ze broeden in kolonies, meest in dorpen en kleine steden op het platteland, en ze mijden bosgebied.

Vervolgens pakken we even de populatieschattingen uit de jaren ’70 er bij, uit de eerste Sovon Atlas van Nederlandse broedvogels (1979, voor de telperiode 1973-77), onder redactie van de recent overleden Texeira. En wat lezen we dan. Dat Texeira evenveel huiszwaluwen vond in 1974-77 als dat er anno nu zijn:

Blz 237: ‘ongeveer 77.000 paar’

We citeren:

Door een onderzoek van het Contactorgaan voor Vogelstudie van de KNNV kon aan het eind van de jaren zestig ( = ‘rond de jaren ’70’ dus RZ) het aantal broedparen voor Nederland worden geschat op 71.000 tot 103.000 (er werden toen daadwerkelijk 45.000 nesten geteld). Het gemiddelde aantal broedparen per 100 hectare bedroeg toen 2,1-3,0. Voor een 5x5km2 blok geeft dat 50-75 paar.

Door tellingen voor het Atlasproject ( dus in 1973-1977) kwam hier en daar een teruggang aan het licht, wat klopt met recente controles van grote kolonies. Daarom wordt het laagste getal (50 paar) als gemiddelde aantal broedparen per blok aangehouden. (bij telling van 50-75 per blok RZ) 

De totale Nederlandse broedpopulatie telt dan ongeveer 77.000 paar, hetgeen overeenkomt met de Avifauna van Nederland, die de huiszwaluw een ‘zeer talrijke broedvogel’ (>50.000) noemt

Leuke beestjes

Indexcijfers om verschillende data-soorten te lijmen
Zijn er nu gepubliceerde telreeksen, waaruit je zo’n forse afname als wel 80 procent kunt halen? Daartoe raadplegen we alle bekende huiszwaluw-publicaties in ‘het Vogeljaar’ via ‘Natuurtijdschriften’.nl. Nergens in die data- of dat nu omgeving Amsterdam is of Flevoland- zie je een neergang van wel 80 procent.

Wel zie je en lees je dat de zwaluwen van broedlocatie wisselen. En dat de populaties sterk fluctueren. En midden jaren ’80 zien we een (tijdelijke) dip, wat ook natuurlijk is. Kijk maar hier in het artikel van Jelle Harder, die de broedvogelstand van huiszwaluwen in de Flevopolders inventatriseerde van 1966-1985, gebruikmakend van gegevens van collega-tellers:

Tabel 1, duidelijke dip zo in de jaren ’80, maar jaren ’70 constant

De huiszwaluwnesten die onder gemalen werden gevonden, tonen sterke fluctuatie in bewoning. Met tot 1982 geen trend, en dan plots in de telperiode (1983-1985) van de 2de SOVON Atlas een dip. Wie ook maar iets van statistiek heeft meegekregen, die ziet: je kunt nu niet zomaar een ‘trend’ maken. Die dip in de jaren 1983-85 kan ook een anomalie zijn. Je kunt niet zeggen: ‘de stand nam af van 270 af naar 79

Onder bruggen ziet het er zo uit:

Onder de brug vond ik mijn zwaluw terug, met 84-85 als uitligger

…wie ziet hier een ‘trend’ die een populatieteruggang van meer dan 70 procent rechtvaardigt? Bij zo’n forse gepostuleerde landelijke afname zou je toch OOK in Flevoland iets moeten zien. Of het moet zijn, dat half Nederland plots ongeschikt werd voor huiszwaluwen, behalve Flevoland.

Maar nee dus. Zelfs de rampjaren voor de broedlocaties bij ‘gemalen’ vinden we hier minder sterk terug. Wel zien we: 1984 en 1985 zijn anomalieen, een soort crash, die je wel kunt zien. Wie als ‘Ladies and gentleman of the jury’ nog niet tevreden is met de aangedragen bewijsvoering. We pakken er nog meer gegevens bij, nu de hele optelsom die Harder geeft van alle locaties:

Uitliggers ’83-85

Dan zien we eerder de Rypothese bevestigd.

Sterke fluctuaties, maar geen trend, met alleen ’83-85 als anomalie. Precies in de telperiode van Atlas 2 van SOVON. Dus wanneer je NA die telperiode 83-85 weer MEER ziet, wil dat dus niet zeggen ‘een toename ten opzichte van 1970’, maar ‘een toename ten opzichte van de korte anomalie 83-85’. Wat zien we bij Ruud Vlek van de Vogelwerkgroep Amsterdam tussen 1981-1992 gepubliceerd in ‘Gierzwaluw’ in 1992:

Tellingen Huiszwaluw-nesten in Regio Amsterdam, Amstelveen enz

Een dip midden jaren ’80, met de periode ’89-92 weer op het gemiddelde.

Dus hoe komt Vogelbescherming met SOVON en Arend van Dijk in 2013 plots tot een historische data-correctie? Die redenering in Het Vogeljaar van 2013 gaat als volgt:

het Vogeljaar 61 (4 & 5) 2013

Het blijkt dat Arend van Dijk in 2013 dus niets nieuws deed. Het enige wat telt, is dat na zijn artikel plots het nieuwe getal van wel 450 duizend huiszwaluwen in 1970 ‘de realiteit’ wordt, waar Texeira nog met maximaal 103 duizend kwam, evenals de KNNV-tellers.

Van Dijk verwijst naar Leys en Jonkers in1991. Dus laten we vooral eerst naar Leys en Jonkers in 1991 kijken, waarnaar Arend van Dijk verwijst:

Leys en Jonkers

Dan zou dus die dramatische afname van 1978-1986 hebben plaatsgevonden. Vervolgens zien we dat de anomalie van ’83-85 in de SOVON-atlas van 1987 (25-50.000) tot een uitzonderlijk lage uitkomst terecht komt. Die anomalie was voor SOVON aanleiding om in 1989 met een telling met meer landelijke dekking te komen.

En dan vinden ze plots dat er veel meer huiszwaluwen waren, dan ze concludeerden op grond van gebrekkige gegevens:

In 1989 werd een gemiddelde vastgesteld van 19,6 paar per kwartblok. In 1990 waren dat er 22,9 en over beide jaren te zamen 21,1. Een rekensom gebaseerd op deze informatie en rekeninghoudend met een ondertelling van 25%, levert dat 140.215-163.825 broedparen op. Als er van wordt uitgegaan dat er nergens een ondertelling is geweest, waren er 112.170-131.060 broedparen.

We zien daar de zelfde bewering terug, die Arend van Dijk voor SOVON in 2013 in het Vogeljaar bezigt. Leys en Donkers schrijven:

De in 1989/1990 gevonden aantallen WIJKEN ZEER STERK AF van vrijwel alle vroegere tellingen. Uit vergelijkingen met het onderzoekvan Phillipona (1974, die inventariseerde in de Flevopolder, hij woonde in Kraggenburg RZ) blijkt dat een willekeurige steekproef van 20 gebieden, die zowel in 1967/1970 als in 1989/1990 werd onderzocht, een gemiddelde achteruitgang van circa 67% te zien geeft

Huiszwaluw met randjes om te broeden in Eifel, Duitsland

Dus een willekeurige steekproef van 20 locaties met een afname van 67% ligt aan de basis voor een historische data-correctie voor heel Nederland. En ze komen met deze bewering (blz 65-66 Vogeljaar 1991):

In vergelijking met het onderzoek van Phillipona (1974) blijkt de huidige populatie ruim anderhalf maal zo groot (in 1989/90-telling RZ). Dit ZOU KUNNEN betekenen dat de werkelijke broedpopulatie omstreeks 1967-70 flink is onderschat en misschien wel twee tot vier keer zo hoog is geweest en dus op 150-400 duizend broedparen zou moeten worden gesteld.

Uitgaande van DE GESIGNALEERDE ACHTERUITGANG sedert 1980 (die tijdelijke dip) dient de schatting van Texeira (dus de eerste SOVON-atlas met data van ’73-’77 RZ) te worden gesteld op 160-250.000 en die van Sovon (1987, dus de tweede Atlas RZ) op 100-200.000.

…het insect- en vogelloze hoofdkantoor van Sovon aan het Toernooiveld in Nijmegen. Aan de vruchten herkent men de boom

Kwartblokken opplussen
Sovon telt in zogeheten ‘kwartblokken’ van 5×5 km, en stelt dat in 5723 van die blokken huiszwaluwen voorkwamen in 1990. In 1989/90  tellen ze ongeveer 20 paar per kwartblok (5x5km) en tellen ze 150.000 paar voor heel NL, zonder correctie voor ondertelling 110-130 duizend paar. Ze telden daadwerkelijk 41.900 nesten.

Texeira telt 50-75 paar per kwartblok (2-3 per 100 hectare), dus een 73 procent hogere dichtheid. Hij telde daadwerkelijk 45 duizend nesten. Hij komt op een populatie van 77-103 duizend voor heel NL. De vraag is dus: waren Texeira’s aantallen veel te laag, omdat hij geen landelijke dekking had? Immers, zijn dichtheden waren wel driekwart hoger, maar hij ging er dus van uit dat er minder kwartblokken bezet waren.

De correctie die Sovon toepast ligt dus niet in het KWARTBLOK-gemiddelde dat bij Texeira veel hoger lag. Het ligt in de DEKKING. Men neemt in 1991 aan, en dus in 2013 dat Texeira te weinig personeel had in 1973-77, en dus in te weinig blokken kwam om huiszwaluwen te zien.

Huiszwaluw bij Abdij van Orval. Met de typische nesten van hapjes modder

Dus is die correctie dan nodig omdat:

  • a. die gemelde afname tot de jaren ’80 tot slechts 25-50.000 niet onderdeel is van een ‘trend’ maar anomalie. Je hoeft dus niet aan te nemen dat er vroeger wel vier maal zo veel waren, want de gemelde afname deugde niet, en kan geen indicatie voor de populatie voor 1978-1986 zijn
  • b. dat er daadwerkelijk zo’n afname was van 80 procent sinds 1970, die nu met betere (?) tellingen, namelijk die van 1989/90 achterwaarts gecorrigeerd kan?

Ik kies voor optie a. De 80 procent afname ligt niet aan (Nederlandse) huiszwaluwen maar Nederlandse huiszwaluwtellers

Ook in 1990 werd maar in 1/3de van de Kwartblokken geteld. Dus of dat nu een betere dekking is dan Texeira hanteerde… En zoals Arend van Dijk in het Vogeljaar in 2013 meldt, is van 80 procent afname in de rest van Europa geen enkele sprake. Hij verwijst naar Blotzheim en Bauer (1985) die de stand in Europa tussen 1960-80 als ‘stabiel’ kenschetst. En dan concludeert hij:

het Vogeljaar61 (4 & 5) 2013

  • Conclusie
    De bewering in ‘De Levende Natuur’ dat ‘de populatie in 1970 nog op 450.000 werd geschat’ is misleidend. In 1970 werd de populatie door de toenmalige tellers op 103 duizend geschat, maar later naar beneden gecorrigeerd tot 77 duizend uit voorzichtigheid. Die 450 duizend is bovendien de BOVEN-grens van een achterwaartse correctie uit 1991 van 150.000 tot 400.000.

Er was in Nederland vanaf de jaren ’70 niet een uniforme afname, wel een ‘dip’ in de jaren ’80 die per locatie verschilde. En bovendien werd zo’n drastische 80%- afname niet in andere EU-landen gemeld.  Dus hoef je die virtuele ‘afname’ niet met terugwerkende kracht ook te corrigeren.

Na 1998/1990 krijg je een andere telwijze. Hooguit kun je dus de tellingen van na 1990 niet vergelijken met die daarvoor. Maar dat is nog geen reden om die tellingen voor 1990 maar met 80 procent op te waarderen, en vervolgens een 80 procent ‘achteruitgang’ te claimen. Met zo’n hoog percentage krijg je ook sterkere correlaties met andere trends die je wilt suggereren

…dat staat goed op je CV, Nature 2014

Verder is het opmerkelijk, dat een suggestie uit 1991 van Leys en Donkers pas in 2013 wordt opgeduikeld, pas 22 jaar later.

Pas in de periode dat Vogelbescherming met CBS en SOVON haar Boerenlandvogels-campagne voorbereidt, waarbij de zelfde Ruud Foppen in 2014 een verband poogt te leggen tussen ‘pesticiden’ als Neonicotinoiden, de ‘achteruitgang van insecten’ en dus vogels als boerenzwaluw (en dan ook de huiszwaluw, die eten ’t zelfde).

Zullen we ‘m accepteren? Of stuurt Meindert Smallenbroek ‘m dan naar Siberie?

Maar dat verband is dus onlogisch. Want zowel huis- als boerenzwaluw nemen volgens hun eigen tellingen sinds de jaren ’90 licht toe. Terwijl toen pas die neo-nicotinoiden in gebruik werden genomen. Waar boerenzwaluwen achteruitgaan kan dat juist met de afname in boerenbedrijven te maken hebben van meer dan 30 duizend toen naar slechts 13 duizend nu. In Vinexwijken en kassengebied broeden ze niet, noch in natuurontwikkel-terreintjes met plasdras-treurnis.

Zo je al de tellingen van Texeira naar boven zou opplussen, dan zou dat dus eerder de bovengrens van zijn tellingen en die van KNNV kunnen zijn: 103 duizend. Dan bleef de populatie dus met vele fluctuaties relatief constant, en dat ligt meer in de pas met buurlanden.

  • Dit lijkt me een gevalletje voor Stichting Agrifacts om verder uit te pluizen. Ik toonde al dat hun campagnegrafiek uit 2015 met ‘Boerenlandvogels’ samen met CBS (Arco van Strien) de 4 trucs voor valse wetenschap bevatte, in het bericht ‘Boerenbedrog over Boerenlandvogels (14-11-2017)

2 Replies to “80% ‘achteruitgang’ huiszwaluw door datacorrectie Sovon”

  1. Pure onzin, de gegevens van bijvoorbeeld Vlaanderen geven een dramatische achteruitgang van zowel huis-, als boerenzwaluw in vergelijking met bijvoorbeeld de jaren zestig van de vorige eeuw. De aanhaling dat cijfers ook in het buitenland niet zo erg zijn, is dan ook pure bullshit.

    1. @ Leo

      Kun je wat minder jankerig reageren, en dan aub de cijfers overleggen, ook of het tellingen zijn, en graag ook met de spreiding in data. Als je een schatting 150-450 duizend hebt: waarom kies je dan de boven en niet ondergrens enz.

      Punt is: data voor 1990 zijn niet met die van daarna te vergelijken, anders geteld, andere dekking

      De stelligheid waarmee men dan nu roept ‘ze gingen 80 procent achteruit’ en de link met ‘verdwenen insecten en de intensieve landbouw’ is ON-wetenschappelijk

      Die intensivering zette juist pas goed door NA 1990, terwijl ze sindsdien een lichte toename claimen

Laat een reactie achter aan Leo Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *