‘Het Roode Klif spuwde drie dagen lang vuur’…

Bruno, beheerder van 1345-monument Rode Klif

In de Friese vroege geschiedschrijving die zich concentreert rond Stavoren en omgeving, zijn weinig bronnen waar feit en fictie strak van elkaar gescheiden leven. Zo kom je ook in ‘Geschiedenis van Friesland’ (1845) van HW Steenstra de meest wonderlijke verhalen, gebeurtenissen en figuren tegen uit de Friese oudheid.

Zoals de uitbarsting van het Roode Klif als vulkaan in het jaar 4, ten tijde van de regering van de Friese Koning Asinga Ascon. 

Wie van hun lotgevallen verhaalde in hun tijd, dat is onbekend. Immers, de heidense volken schreven zelf vrijwel niets op over hun historie. Helemaal zonder waarheid hoeven die verhalen echter ook weer niet te zijn.

Ryping de Viking 🙂

Militaire successen bepalen trots volk
Omdat volken hun trots ontlenen aan succes in de oorlog, poseerde ik al even als oer-Fries/Viking met Bijl. Met zulk tuingereedschap werden oorlogen in de oertijd gevoerd. Dan kon je de tegenstander ruiken, voor je ‘m als een varken vilde. Of hij jou natuurlijk.

En zulke strijd moest je dan uren kunnen volhouden, niet alleen fysiek maar vooral mentaal… Wat zijn we dan nu een stel watjes…

Het belangrijkste Friese vrijheidsmonument op het Roode Klif herinnert immers ook aan het grootste militaire succes van de Friezen. onze variant op de ‘slag bij het Merelveld’ van de Serviers, rond de zelfde tijd (1345). De Serviërs verloren toen van de Turken.

Wij Friezen versloegen toen een Hollandse invasievloot, die vanuit West Friesland de Zuiderzee was overgestoken naar Stavoren.

Leaver Dea as Slaef, de granieten negerzoen van 14 ton die vanuit Tijnje in 1951 hier werd geplant

Bij het Klif ontmoette ik de nieuwe jonge beheerder van het monument, die er ook zelf naast woont: Bruno. Hij liet een eigen ‘Klifhanger 1345′-pet maken, en houdt jaarlijks een Klif-feest voor kennissen en vrienden.

Maar in 1345 bevinden we ons al in de Hoge Middeleeuwen, waar je voor geschreven bronnen ook terecht kunt bij de vele monniken in de tientallen Friese kloosters. Die zouden vele Friese geschieds-varianten op schrijven, zoals de Historia Frisiae (15de eeuw of eerder).

Vaak mengden die monniken dan Bijbelse motieven met de Friese geschiedenis. Alsof de Friezen eigenlijk God’s nieuwe verbondsvolk waren, en Friesland het nieuwe Israel.

Reade Klif

De Friezen als uitverkoren volk
Lees over de totstandkoming van de hoog-Middeleeuwse Historia Frisiae, de Olde Freesche Cronieken, de Geste Frisiorum en de Gesta Fresonum bijvoorbeeld dit artikel van Medievist Johannes Mol, ‘De Friezen als uitverkoren volk'(2008).

Daarin heeft Mol bijvoorbeeld de onderstaande prent opgenomen, afkomstig uit de Chronica Majora van Matthew Paris (1235-1255), in bezit van het Corpus Christi College in Cambridge. Hier zien we de vlegelzwaaiende Friese held Haio in actie bij de bestorming van de toren in Damiate (Egypte) tijdens de kruistocht van 1223.

Met een kogge (de toenmalige Friese schepen) zouden ze een belegeringsvoertuig hebben gemaakt, om zo de Saracenen (moslims) te grazen te nemen.

De autochtone Friese geschiedschrijving komt in de 13de eeuw pas goed op gang, vanuit de geletterde geestelijkheid. Dan proberen bijvoorbeeld Friese monniken en abten (zoals mogelijk van klooster Klaarkamp) aan te tonen, dat Karel de Grote de Friezen al een uniek vrijheids-privilege hadden gegeven.

Belegering Damiate met de vlegelzwaaiende Friese held Haio

De twaalfde tot veertiende eeuw zijn de tijd, waarin er geen tussenheren over de Friezen regeren, zoals graven en hertogen. Die periode valt samen met de vestiging van tientallen abdijen en kloosters.

Tussen beide kan een oorzakelijk verband bestaan. Wanneer een abt een akkoordje kon sluiten met een lokale landheer, dan had hij verder vrij spel om zijn abdij uit te bouwen tot een soort mega-boerenbedrijf met soms duizenden hectares grond.

Met hun varianten van de Friese geschiedenis proberen monniken in Friese abdijen territoriale aanspraken van bijvoorbeeld de Bourgondiers op Friesland te ondergraven. Uit die tijd stammen ook de eerste legendes over Fries vaandeldrager Magnus.

Die zou met een leger Friezen Rome hebben veroverd voor Karel de Grote, zodat hij in het jaar 800 aldaar op kerstnacht tot Keizer gekroond kon worden.

In reactie op het kritiekloos herkauwen van die verhalen, schreef Dr J. Bolhuis van Zeeburgh in 1873 zijn ‘Kritiek der Friesche Geschiedschrijving‘. Met dat sloopwerk- in bezit van Tresoar- zette hij de toon voor de latere kritische bronnenonderzoekers, die gehakt zouden maken van al die verhalen.

Het sloopwerk uit 1873, gedigitaliseerd door Tresoar.

Romeinen enige bron voor oer-Friezen
Voor gegevens over de Friezen van rond het jaar nul, zou je geheel afhankelijk zijn van wat de Romeinen optekenden. Die Oer-Friezen, daar gaat nu onze interesse naar uit.

HW Steenstra (1845) schrijft over de oer-Friezen in zijn ‘Geschiedenis van Friesland’:

De oude Friezen waren sterke, geharde en ruwe menschen, forsch van voorkomen. Verwijderd van alle weekheid, de vrucht van eene verfijnde levenswijze, waren zij volkomen gehard tegen elke verandering des weders, en tegen de ruwheid der lucht, die toen indeze oorden veelgrooter warendan thans.

Hunnen kleeding bestond uit de vellen der beesten, die zij op de jagt vingen, en die zij zonder zwier los om het lijf slingerden en gespten of bonden, loopende veelal in den zomer half naakt zijnde hun gewaad anders door alle jaargetijden heen steeds het zelfde.

It Reade Klif, favoriete plek

Steenstra’s passage over kleding lijkt rechtstreeks aan de Romeinse geschiedschrijver Tacitus ontleend, zoals hij ook de Germanen beschrijft. Over de agressie van Friezen in de oorlog schrijft Steenstra:

Krijgszuchtig en dapper waren de Friezen in den hoogsten graad. Zij oorloogden zoo wel te paard als te voet. Hunne wapenen waren zeer eenvoudig, dewijl zij weinig ijzer of staal hadden. Zij gebruikten speren, bij hun Frameen genoemd, min of meer overeenkomende met de pieken, die bij onzen tijd gebruikt zijn.

En over hun afstamming schrijft hij:

Over den oorsprong der Friezen, of van waar zij deze landen eerst bevolkt hebben, is niet veel met zekerheid of naauwkeurigheid op te geven. Het is alleszins geloofelijk dat zij van Noordschen of oud-Duitschen oorsprong zijn,l uit overeenkomstvan taal, zeden en gebruiken, als ook uit de benamingen van plaatsen en menschen.

Trouwens de Scandinaviers, of de oude bewoners van het tegenwoordige Zweden, waren een volk vandenzelfden oorsprng met de oude Duitsers of Germanen, stammende gezamenlijk door Gomer of Magog van Jafet af.

Het Reade Klif, de Zuiderzee bij storm

Ocko Scarlensis
In de laatste zin verwijst Steenstra naar een Bijbelse afstamming van de Friezen van Jafet. Zulke verwijzingen, komen uit Friese geschiedverhalen die in de hoge Middeleeuwen werden opgetekend door Friese monniken.

Nog een andere bron van Steenstra kan hier Ocko Scarlensis zijn, zijn Kronieken van Frieslandt uit 1580. Die behandelt de geschiedenis van het jaar 313 voor christus tot 1565.

Dat jaar 313 voor onze jaartelling, zou het aankomstjaar betreffen van de Indiase prins Friso, stamvader van alle Friezen. Samen met Bruno en Saxo landde hij hier. Zij werden respectievelijk stamvaders werden van de Brunonen (Brunswijk) en Saksen. Friso zou als Indiase prins in het Indiase gewest Fresia gewoond hebben, maar na de dood van Alexander de Grote richting huidig Stavoren gezeild zijn.

Steenstra was zich al van het dubieuze karakter van die verhalen bewust. Maar helemaal aan de kant schuiven wil hij ze ook niet:

den voorspoed en de magt van Friso, zulks alles laten wij aan zijne plaats zinde het niet mogelijk al die verhalen, waarin vele tegenstrijdigheden en gevolgelijk onwaarheden voorkomen, aan te nemen, hoewel het ook gewaagd is alles glad te verwerpen,

dewijl het zeer wel zijn kan, ja zelfs denkelijk is, dat in de meeste dier verhalen eenig waar verhaal ten grondslag ligt, doch die wij na zoo vele eeuwen niet in staat zijn na te vorschen en in hun waar licht aan den dag te brengen.

Friese kampvechters in kerk Westerwijtwerd

Stamvader aller Friezen, Friso
En zo zou de Indiase prins die stamvader werd van de Friezen, Friso, zeven zonen en 1 dochter verwekken bij zijn vrouw Hil. Die stierf in het kraambed bij bevalling van de dochter, zodat die ‘Weemoed’ zou heten. Een zoon zou ‘Hajo’ heten, die opperpriester werd bij de verering van Stavo in Stavoren. Dus hier vinden we al een eerste Hajo!

Zijn broer Aesgo zou de rechterlijke zaken regelen met broer Scholte. Gaele zou over de eerste dijken en wegen waken. Zijn zoon Vito, of Jutte zou met een dochter van de koning van Jutland (Denemarken) getrouwd zijn. Dus daarom zou Jutland eigenlijk naar een zoon van de stamvader van de Friezen zijn vernoemd.

Na 68 jaren regeren zou Friso in Stavoren gestorven zijn, waar hij de tempel gewijd aan de god Stavo zou hebben gebouwd. Zijn oudste zoon Adel zou Friso opvolgen, en het Friese rijk tegen de Noormannen verdedigen.

Zijn zoon Ubbo zou zelfs Keulen hebben gesticht, en Ubbo’s zoon Asinga Ascon zou Stavoren definitief tot zetel van Friese prinsen gemaakt hebben, zo rond de tijd dat de Romeinen hier kwamen. De Friezen zouden onder hem tegen de Batavieren strijden, waarbij Ascon zwaar werd verwond door een pijl.

Het Klif anno Nu

Krijgscholen om Friezen ten oorlog op te leiden
Ascon zou zijn overleden in het jaar 11. Zijn opvolger zou een Friese veldheer zijn, Diocarus Segon ‘welke bij verkiezing des volks tot die waardigheid verheven werd’, zo schrijft Steenstra.

‘Hij was een neef van Ascon, en had hem, als veldheer, in vele oorlogen gediend; hij stond wel bekend als zeer dapper, doch minder oorlogszuchtig dan zijn oom Ascon. Van Segon wordt voorts gemeld, da hij, geen deel nemende in den opstand der Germaansche volken tegen de Romeinen dus ook Friesland bevrijdde van de verwoestende wraak dier natie tegen de opstandelingen.

Die verwoestende wraak zou van Germanicus komen, die de slachting van drie Romeinse legioenen bij de Varusschlacht in het jaar 11 (Teutoburgerwald) met een strafexpeditie zou wreken.

Ter herdenking daaraan richtten de Duitsers in 1871 hun eigen nationalistische monument op, van Arminius (‘Herman’ genoemd door Luther) die met zijn zwaard richting het westen staat opgesteld.

Diocarus Segon zou van het jaar 11 tot 46 geregeerd hebben en ‘krijgskundige oefenscholen’ oprichten.

‘Om zijne onderdanen, en wel vooral de jeugd en jonge manschap in krijgsbedrijven en den wapenhandel te oefenen, ten einde in tijd van oorlog de noodige bekwaamdheid te bezitten. Stavoren, de hoofdstad, en Dokkenburg worden vooral genoemd, alwaar zulke scholen gesticht werden.’

Dit lijkt de afbeelding van een Friese Kogge, een platbodem. Bron: Wieringer Vikingmuseum.

Vulkaanuitbarsting Rode Klif
Wat hiervan nu allemaal waar is, geen flauw idee. Immers, van welke geschreven bronnen kan de bron van Steenstra dit nu weer hebben overgenomen? De Friezen schreven als Heidens volk zelf niets op, dat deden alleen hun Romeinse tijdgenoten voor ze. Het kan zijn, dat er vroeger veel meer Romeinse bronnen bestonden die door de tijd verloren gingen.

Namen als ‘Diocarus’ klinken net als de Germaanse vrijheidsstrijder Arminius immers Romeins.

Een belangrijke bron van de Friese en Germaanse oergeschiedenis is bijvoorbeeld Tacitus. Maar die Romeinse schrijver, kwam pas in de late Middeleeuwen bovendrijven uit de bibliotheekcollectie van een klooster. Wie weet zijn er dus wel meer Romeinse bronnen die onder het stof bleven…

Of bronnen die juist in de Reformatie verloren gingen en daarna. Hoeveel bibliotheken zijn in vlammen opgegaan van de kloosters? Tot slot van dit verhaal- of eigenlijk meer opsomming- nog een opmerkelijke vermelding door Steenstra.

Het Rode Klif zou eigenlijk een vulkaan zijn, die in de Romeinse tijd zou zijn uitgebarsten:

IN het jaar vier na Christus geboorte zou, volgens de oude aantekeningen, het Roode Klif, in het midden van den zomer, drie dagen achtereen, eene grote vuurvlam hebben uitgespuwd, waarna, op den vierden dag, zich eene roode of vurige slang of draak,

mede uit het Klif opstijgende, een half uur lang, tot verschrikking der aanschouwers boven den vuurmond in de lucht vertoonde, en daarna in het Klif tegelijk met de vlam verdween. (….)

Welligt is het Roode Klif een vulkaan geweest…..

Onder Vlieland is door gasboringen wel de Zuidwalvulkaan gevonden. Bron TNO

Voor zover ik begreep, is het Klif een stuwwal uit de IJstijd. Dus waarop is die beschrijving gebaseerd? Helemaal vreemd hoeft het niet te zijn, want tussen Vlieland en Griend bevindt zich onder de Wadbodem een vulkaanmond. De ‘Zuidwalvulkaan’ werd in 1970 ontdekt bij gasboringen.

De mond bevindt zich op 2000 meter onder de zeebodem, tot ongeveer 3000 meter diepte. Er is nog nooit naar gas geboord onder het Klif. Maar omdat het tientallen miljoenen euro’s kost om 3000 meter diep te boren, zullen we er wel nooit achter komen of daar bij Het Roode Klif in de ondergrond stiekem een vulkaanmond ligt te slapen.

Conclusie: iets NIET vinden of bevestigen kunnen, betekent dus niet dat het niet bestaat of nooit is gebeurd. Dus laat je verbeelding ook niet al te snel vermoorden. Stel dat het wel gebeurd is? Dat zou toch veel leuker zijn…

4 Replies to “‘Het Roode Klif spuwde drie dagen lang vuur’…”

  1. Eventuele praktijk info betreffende de baggerindustrie zoals ik op fb postte is nu de tijd nog niet geschikt op het moment.
    Ik zie later wel hoe en of ik een meerwaarde kan en mag zijn.

Laat een reactie achter aan Akke de wit Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *