‘Luister toch alle volken en zie mijn leed’ (Klaagliederen 1)

Laurentiuskerk Kimswerd

Nu de Psalmen op zijn en duistere tijden aanbreken voor iedereen die vrijheidsgezind is, nu kans op implosie van de Westerse beschaving groeit, slaan we het Bijbelboek ‘Klaagliederen’ op. Hier vinden we meer dan voldoende van onze gading om te kunnen somberen en beklag te doen. Het eerste Klaaglied is een dusdanig lange litanie, dat we daar meerdere afleveringen mee zoet zijn. Het vervolg op gisteren gaat zo, de Trooster die de ziel van de schrijver verkwikte is ver verwijderd. En de schrijver noemt ‘De Heere’ als veroorzaker van dat leed:

De Heere heeft al mijn machtigen
in mijn midden verworpen.
Hij heeft een samenkomst over mij uitgeroepen
om mijn jongemannen te breken.

Als in een wijnpers heeft de Heere
de maagd, de dochter van Juda, getreden.

Vanwege deze dingen ween ik,
mijn oog, mijn oog laat water neerstromen,
omdat de Trooster Die mijn ziel verkwikt
ver van mij is.

Mijn zonen zijn ontzet,
want de vijand had de overhand.

Sion spreidt haar handen uit,
maar zij heeft geen trooster.

Wat Jakob betreft heeft de HEERE geboden:
Zijn omstanders zullen zijn tegenstanders zijn.
Jeruzalem is geworden
als een afgezonderde vrouw onder hen.

Laurentiuskerk Kimswerd

Als goddelijk gericht, zo wordt deze kastijding gepresenteerd:

Rechtvaardig is Hij, de HEERE,
want ik ben Zijn bevel ongehoorzaam geweest.
Luister toch, alle volken,
en zie mijn leed:
mijn jonge vrouwen en mijn jongemannen
zijn in gevangenschap gegaan.

Ik riep tot mijn minnaars,
maar zíj hebben mij bedrogen.
Mijn priesters en mijn oudsten
hebben de geest gegeven in de stad,
toen zij voedsel zochten voor zichzelf
om hun ziel te verkwikken.

Zie, HEERE, hoe het mij bang te moede is;
mijn ingewanden zijn vol onrust,
mijn hart keert zich om in mijn binnenste,
want ik ben zeer ongehoorzaam geweest;
buiten heeft het zwaard mij van kinderen beroofd,
binnenshuis is het als de dood.

Dus als ellende je treft: is dat dan een verdiende straf? Het eerste Klaaglied eindigt na 21 strofen zo:

Zij horen hoe ik zucht, sjin
maar ik heb geen trooster.
Al mijn vijanden horen mijn onheil, zij zijn vrolijk,
omdat U dat hebt gedaan.

U hebt de dag gebracht die U aangekondigd hebt,
maar zij zullen zijn net als ik.

Laat al hun kwaad voor Uw aangezicht komen, taw
en doe met hen
zoals U met mij gedaan hebt
vanwege al mijn overtredingen.
Want talrijk zijn mijn zuchten,
en mijn hart is afgemat.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *