‘Maar hij zei: Lui bent U, Lui!’ (Exodus 5)

Kerk in Raard (bij Dokkum) nu atelier

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit De Heilige Schrift, Het Boek zonder welk er geen Westerse cultuur was geweest. We vervolgend de Exodus-lezing waarin de god van de Israelieten zich voor het eerst als HEERE (JHWH) openbaart, IK BEN DIE IK BEN, die zijn volkje uit de slavernij verlost door tegen de Farao en hun Egyptische goden te strijden. Er kan uiteindeijk maar 1 god de kampioen zijn, zo is de uiteindelijke clou van Exodus. 

Tot atelier verbouwde kerk Raard

Laat Mijn volk gaan
In de vorige aflevering zagen we dat Mozes van de HEERE/JHWH een tovercursus kreeg, vanuit een brandende braamstruik die niet verkoolde. Zoals een staf die in een slang veranderde, en weer terug in een staf. Niet iedereen kan dat. Dus dat maakt meer indruk op Mozes, dan argumenten.

Grosso modo werkt dat zo bij alle mensen. Je kunt argumenteren als Brugman, maar iets imponerends als een grote sportauto of een wonderlijke genezing haalt meer mensen over de streep.

Had JHWH een Maserati uit de brandende braamstruik getoverd, dan had Hij Mozes ook overgehaald om naar de Farao terug te gaan, om te zeggen waar het op staat. Samen met zijn broer Aaron, die van de Levieten is (Levi, het priestergeslacht) Dan mag hij ook de truuks doen die JHWH uithaalde en Nijlwater in bloed veranderen. Om de Farao te imponeren.

Maar de HEERE heeft Mozes ook al meegegeven, dat dit niets uit zal maken.

Omdat de HEERE de Farao zijn ‘hart verhardt’, dus meer geweld van Boven gebruikt voor hij de Israelieten loslaat. Zijn hele Trukendoos gaat straks open, van sprinkhaanplagen tot de moord op alle eerstgeboren zonen. In Exodus 5 mag de Farao eerst nog wat vruchteloos tegenstribbelen. Om de spanningsboog op te bouwen.

Kerkinterieur

Alle ellende die de HEERE in een boze bui loslaat op de vijanden van de Hebreers, die kan hij ook zo op Zijn Eigen Volk loslaten. Als Hij met het verkeerde been uit Bethlehem is gestapt.

Daarna kwamen Mozes en Aäron en zeiden tegen de farao: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat Mijn volk gaan om voor Mij een feest te vieren in de woestijn.
Maar de farao zei: Wie is de HEERE, naar Wiens stem ik zou moeten luisteren door Israël te laten gaan? Ik ken de HEERE niet en ik zal Israël ook niet laten gaan.

Toen zeiden zij: De God van de Hebreeën is naar ons toe gekomen. Laat ons toch drie dagreizen ver de woestijn ingaan, zodat wij de HEERE, onze God, offers kunnen brengen; anders zal Hij ons treffen met de pest of met het zwaard.

De Farao kan niet zoveel met zowel de HEERE (nooit van gehoord) als met het beroep op meelij van Mozes en Aaron:

Toen zei de koning van Egypte tegen hen: Waarom, Mozes en Aäron, houdt u het volk van zijn werk af? Ga naar uw dwangarbeid!
Verder zei de farao: Zie, de bevolking van het land is nu al zo talrijk, zou u hen dan willen laten rusten van hun dwangarbeid?

Daarom gaf de farao op diezelfde dag het bevel aan de slavendrijvers onder het volk en de voormannen ervan: U mag voortaan geen stro meer aan het volk verstrekken om de bakstenen te maken, zoals voorheen. Laten zij zelf maar stro gaan verzamelen. En het aantal bakstenen dat zij voorheen maakten, moet u hun nu ook weer opleggen.

U mag daarvan niets afdoen, want zij zijn lui. Daarom roepen zij: Laat ons gaan! Laat ons offers brengen aan onze God! Het werk moet zo zwaar op die mannen drukken dat zij dat blijven doen en geen aandacht schenken aan leugenachtige woorden.

Aan de noordkant van de kerk, Taxus, de Saksische doodsbomen

Israelieten boos op Mozes
Wanneer de Israelieten uitvinden dat zij verzwaarde dwangarbeid krijgen, dankzij Mozes en Aaron’s 1-2-tje met de farao, worden ze zelfs boos op hun eigen voorlieden.

Maar hij zei: Lui bent u, lui! Daarom zegt u: Laat ons gaan! Laat ons offers brengen aan de HEERE! Nu dan, ga aan het werk! Stro wordt u niet gegeven, toch moet u hetzelfde aantal bakstenen leveren.

Toen zagen de voormannen van de Israëlieten dat het er slecht met hen voorstond, omdat men zei: U mag niets afdoen van uw bakstenen, van de per dag opgelegde hoeveelheid. Toen zij bij de farao weggingen, troffen zij Mozes en Aäron aan, die hen op stonden te wachten.

En zij zeiden tegen hen: Moge de HEERE op u toezien en moge Hij oordelen, omdat u ons in een kwade reuk gebracht hebt bij de farao en bij zijn dienaren, door hun een zwaard in handen te geven om ons te doden.

Nu in Exodus 6 maken we tekstueel iets geks mee. Mozes en Aaron ZIJN al bij de farao geweest en de Israelieten wilden niet naar ze luisteren, noch de farao. En omdat Mozes de eerste is die de naam HEERE te horen kreeg, is het gek dat zijn volksgenoten die naam ook al kennen, en op het eind van Exodus 5 vragen dat de HEERE hen oordeelt: omdat ze enkel meer ellende en dwangarbeid brachten.

Nu in Exodus 6 beschrijft Exodus opnieuw dat Mozes naar de farao moet gaan, alsof het opnieuw voor de eerste keer is. Alsof er een andere versie van het zelfde verhaal tussen is gefietst. In deze versie gaat hij eerst naar de Israelieten die niet luisteren willen.

En dan pas naar de farao. Ook zien we hier Mozes weer klagen dat hij niet welbespraakt is. Terwijl we in Exodus 4 nog lazen, dat Aaron het woord voerde, en dat ze ook alle truukjes bij de Brandende Braamstruik al hadden opgevoerd:

Toen ging Mozes op weg, met Aäron, en zij verzamelden alle oudsten van de Israëlieten. Aäron sprak al de woorden die de HEERE tot Mozes gesproken had, en deed de tekenen voor de ogen van het volk. Het volk nu geloofde. Toen zij hoorden dat de HEERE naar de Israëlieten omgezien had en dat Hij hun onderdrukking gezien had, knielden zij en bogen zij zich neer.

Waarom moet Mozes dan in Exodus 6 weer klagen over zijn gebrekkige verbale vermogens, als hij in Exodus 3 toch al Aaron het woord liet doen, en toen geloofde iedereen hem? Maar nu ineens geloven ze hem niet.

Met Taxushagen op het kerkhof

Exodus 6 een beknopte herhaling van Exodus 3
Klagen over zijn gebrek aan verbale vermogens, dat deed Mozes ook al bij de brandende braamstruik in Exodus 3. En toen kreeg hij zijn welbespraakte broer Aaron mee van de HEERE. Drie Exodus-hoofdstukken later moet alles weer van voren af aan herhaald.

Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben de HEERE. Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.

Ook heb Ik Mijn verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven, het land van hun vreemdelingschap, waarin zij als vreemdeling verbleven. Bovendien heb Ik Zelf het gekerm gehoord van de Israëlieten, die de Egyptenaren voor zich laten werken, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht.

Zeg daarom tegen de Israëlieten: Ik ben de HEERE. Ik zal u uitleiden van onder de dwangarbeid van de Egyptenaren. Ik zal u redden uit hun slavernij en u verlossen door een uitgestrekte arm en door zware strafgerichten.

Wanneer de Israelieten in Exodus 5 nog Mozes uitfoeteren in naam van de HEERE, dan klopt het chronologisch niet, wanneer de HEERE zijn naam een hoofdstuk later nog bekend moet maken. Een betere verklaring lijkt, dat dit een beknoptere versie is van het zelfde verhaal uit Exodus 3. Dat zie je in de Bijbel wel vaker gebeuren, denk aan de passage waar David twee maal de kans heeft om de slapende Saul te doden, twee versies van 1 verhaal.

Riftvallei met zicht op Dode Zee waarop de Jordaan uitmondt. Het Beloofde Land

‘Ik zal het u in erfelijk bezit geven’
In die zin is de Bijbel dus heel betrouwbaar doorgegeven. De kopiisten hebben de teksten letterlijk overgeschreven zonder iets weg te halen. Anders hadden ze zich achter de oren gekrabd en gedacht ‘dit schrappen we, want dit lazen we eerder al’. Maar van heilige teksten blijf je af. De HEERE vervolgt:

Ik zal u tot Mijn volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn. Dan zult u weten dat Ik de HEERE, uw God, ben, Die u uitleidt van onder de dwangarbeid van de Egyptenaren. Ik zal u brengen in het land waarvoor Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak en Jakob geven zou. Ik zal het u in erfelijk bezit geven, Ik, de HEERE.

Zo sprak Mozes tot de Israëlieten, maar zij luisterden niet naar Mozes door hun moedeloosheid en de harde slavenarbeid. Verder sprak de HEERE tot Mozes:
Ga en spreek tot de farao, de koning van Egypte, dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten gaan.

Maar Mozes sprak voor het aangezicht van de HEERE: Zie, de Israëlieten hebben niet naar mij geluisterd; hoe zou de farao dan wel naar mij luisteren? Bovendien ben ik niet welbespraakt. De HEERE sprak echter tot Mozes en tot Aäron en gebood hun naar de Israëlieten en naar de farao, de koning van Egypte, te gaan, om de Israëlieten uit het land Egypte te leiden.

Dus de Israelieten moeten uit de slavernij verlost worden door de HEERE, zodat ze andermans land kunnen inpikken (‘erfelijk in bezit nemen’) voor de HEERE, na daar de bevolking uit te roeien. Land dat toen onder Egyptische heerschappij stond, wanneer we praten over het jaar 1500 voor de jaartelling. Mozes zal die veroveringstochten niet mogen leiden, dat zal Jozua doen.

Mozes zal persoonlijk door de HEERE begraven worden, maar dat is een thema voor een verder hoofdstuk.

De antieke Statenbijbel, voortaan Iedere Zondag

‘Heere waarom hebt U dit volk kwaad gedaan’
Vervolgens landt in Exodus 6 pardoes een heel geslachtsregister van Mozes en Aaron tussen het verhaal. En dan komt weer de tegenstribbelende Mozes die niet welsprekend zegt te zijn. Maar Mozes moet terug naar de Farao. Typisch voor de Bijbel, is dat de profeet in discussie met God gaat en hem zelfs verwijten maakt, omdat Hij zich niet aan het contract gehouden lijkt te hebben:

Toen keerde Mozes terug tot de HEERE en zei: Heere, waarom hebt U dit volk kwaad gedaan? Waarom hebt U mij dan gezonden? Ja, vanaf het ogenblik dat ik naar de farao gegaan ben om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan en U hebt Uw volk helemaal niet gered.

Toen zei de HEERE tegen Mozes: Nu zult u zien wat Ik de farao zal aandoen. Voorzeker, door een sterke hand zal hij hen laten gaan, ja, door een sterke hand zal hij hen uit zijn land verdrijven.

Mozes zegt nu zelfs tegen de HEERE dat hij Hem botweg niet gelooft, in de zin van ‘vertrouwt’. Dat doen we allemaal wel eens, en dat is heel Bijbels, zo blijkt hier. Dus wie mijn bespreking wel eens wat oneerbiedig vindt. We lezen gewoon de kale tekst, proberen die tekst niet beter voor te stellen dan het is.

We laten de tekst gewoon zichzelf zijn, net als de kopiisten die de doublures overschreven. Of die in Kronieken en Koningen overschreven ‘dit en dat verhaal, staat dat niet geschreven in..’ Alsof ze met andere redacteuren correspondeerden.

Veel meer kunnen we niet doen, de Bijbel is wat het is, de tekst is ons door al die eeuwen heen zo toegekomen. Heb een goede zondag.

2 Replies to “‘Maar hij zei: Lui bent U, Lui!’ (Exodus 5)”

Laat een reactie achter aan P.S.M.Welbergen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *