‘Het Voedsel van hun God’… (Leviticus 21)

Mijn ge-erfde Statenbijbel

Op de zondag geen profane boodschappen. Dan lezen we uit De Heilige Schrift, Het Boek zonder welke er geen Westerse beschaving was geweest. Op onze tocht door priesterlijk wetboek Leviticus komen we vandaag bij de functie van al het geoffer voor JHWH: het is zijn ‘voedsel’, zo lezen we vandaag letterlijk.

Dat vlees op de priesterlijke barbecue mag alleen opgediend worden door bedienden (priesters) zonder enig gebrek, dus geen dwergen, mensen met een bochel of wat voor afwijking ook. Zo kom je passages tegen waar je ook na jaren kerkbezoek nog nooit van had gehoord. Die voorschriften werpen de vraag op; ziet JHWH een gebochelde mens of dwerg niet als eigen creaties, wanneer Hij er eigenlijk niets van moet hebben?

De Bijbel uitgebeeld in Godlinze. Kain doodt Abel, de favoriet van de HEERE

Dat ook God/JHWH eten nodig heeft, en wel in de vorm van vlees en bloed op de tempelbarbecue, dat is een onderwerp in Leviticus 21. We zien hier eerst, dat Zijn Bedienden (priesters) die al die offers opdienen zich niet mogen ‘verontreinigen’. Dat doe je ondermeer wanneer je een dode aanraakt:

De HEERE zei tegen Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aäron, en zeg tegen hen: Een priester mag zichzelf niet verontreinigen met een dode onder zijn volksgenoten, behalve met zijn naaste bloedverwant: met zijn moeder, met zijn vader, met zijn zoon, met zijn dochter, met zijn broer.

En met zijn zuster die maagd is, die nauw aan hem verwant is, die nog niet aan een man toebehoort. Met haar mag hij zich verontreinigen. Hij mag zich als echtgenoot niet verontreinigen met zijn volksgenoten. Hij zou zichzelf daardoor ontheiligen.

Vandaag- zondag lezen we uit de Bijbel

Geen kale plek op je hoofd
JHWH houdt niet van de Chinese keuken, waar je de kok met peuk boven de wok kon zien hangen. Althans, dat zag ik op de Zeedijk in Amsterdam. Daarnaast moeten ze aan uiterlijke voorschriften voldoen wanneer ze ‘het Voedsel van hun God’ opdienen:

Hij mag zich als echtgenoot niet verontreinigen met zijn volksgenoten. Hij zou zichzelf daardoor ontheiligen. Priesters mogen op hun hoofd geen kale plek maken, de rand van hun baard niet afscheren en in hun lichaam geen inkervingen maken.

Zij moeten heilig zijn voor hun God en de Naam van hun God mogen zij niet ontheiligen, want zij bieden de vuuroffers van de HEERE aan, het voedsel van hun God. Daarom moeten zij heilig zijn.

Met het woord ‘heilig’ hebben mensen nu niks meer op. Alles moet alleen maar ‘veilig’ zijn. In de goddelijke keuken, moest de priester zorgen dat hij zich op geen enkele wijze verontreinigt:

Zij mogen geen vrouw nemen die een hoer of ontheiligde is. Zij mogen ook geen vrouw nemen die door haar man verstoten is, want een priester is heilig voor zijn God. Daarom moet u hem voor heilig houden, want hij biedt het voedsel van uw God aan. Hij moet heilig voor u zijn, want Ik ben heilig. Ik ben de HEERE, Die u heiligt.

Sarcofaag in kloosterkerk Jannum: volgens Leviticus mag je als priester niet ook bij een begrafenis zijn

Collectieve verantwoordelijkheid
Als moderne Westerlingen met focus op het individu, kom je in het Oude Testament juist in een andere wereld terecht. Het collectief dat wangedrag tolereert maakt zichzelf ook schuldig in de ogen van God. En als je kind zich misdraagt ben je als ouder eigenlijk degene in de ogen van God die zich verontreinigt.

We zien bijvoorbeeld in Leviticus 21 dat kinderen van de priester door hun gedrag de priester zelf ongeschikt kunnen maken als kelner voor de HEERE:

Als een dochter van een zekere priester zich ontheiligt door hoererij te bedrijven, dan ontheiligt zij haar vader. Zij moet met vuur verbrand worden.

Geen halve maatregelen dus. Meteen op de brandstapel, zo’n liberale feminist, aldus JHWH. Pardoes volgt dan een etiquette, hoe de priester gekleed moet bij het opdienen van JHWH’s vleesdiner:

De priester die de hoogste onder zijn broeders is, over wiens hoofd de zalfolie is uitgegoten en die gewijd is om de priesterkleding aan te trekken, mag zijn hoofdhaar niet los laten hangen en zijn kleding niet scheuren.

Kerkterp van Jannum

Dus je mag niet in een scheurenbroek naar de tempel. De volgende zin daarna, die lijkt weer in tegenspraak met vers 1-2, dat je geen doden mag aanraken, behalve bijvoorbeeld je directe familie:

Hij mag bij geen enkel lichaam van een dode komen. Zelfs met zijn vader en met zijn moeder mag hij zich niet verontreinigen.

Zijn er Joodse Rabbi’s die zich nog aan dat voorschrift houden? De voorgangers van christelijke kerken predikten bovenop de graven van doden die in de kerken onder de vloer begraven lagen. Maar die brengen ook niet ‘het Voedsel van God’ (bloed) omdat na Jezus die offers waren afgeschaft.

Samen met de vele doublures die je in Leviticus tegenkomt, krijg je bij de Thora en de Bijbel de indruk, dat vele losse teksten uit verschillende bronnen en geloofsgemeentes, die ongeveer het zelfde verhaalden later bij samenstelling van de definitieve verhalenbundel zijn samengeveegd op 1 hoop. Zo onder het motto ‘wat is er allemaal in omloop, laten we het centraal houden’.

Net als bij het bijbelboek Koningen en Kronieken, waar de auteurs op het eind vaak stellen ‘het verhaal van die en die, zus en zo, staat dat niet geschreven in’…

Laurentiuskerk Kimswerd

Mensen zonder enig gebrek
Zou God Zelf de Bijbel geschreven als Zijn Onfeilbare Woord hebben, dan zou Hij zich niet luidop in zijn eigen Boek afvragen waar hij dat verhaal ook maar weer gelezen had. Of in passage 1 A zeggen en in passage 17 B. Zou Hij dan slecht van geheugen zijn? Je kunt die constatering als een verlies zien, omdat je dan het hellend vlak krijgt: als dat niet ‘klopt’ wat is er dan nog meer fout of onwaar, tot je niks meer over hebt.

Maar geen weldenkend mens zal ook zonder enige schifting met de voorschriften uit Leviticus omspringen. Sinds Jezus Christus leven we immers naar ‘de geest der wet’, niet naar de kleine lettertjes onder het Contract genaamd ‘De Wet’. Je pikt er de essentie uit. En dan is het logisch dat iemand die de Eredienst leidt er niet als een slons bij loopt, en dat zijn gedrag een voorbeeld is voor anderen.

Daarover gaan de opvolgende passages weer, dat je een bepaalde levenswandel moet handhaven, wil je tot JHWH kunnen naderen:

Hij moet een vrouw nemen die nog maagd is. Een weduwe, een verstoten vrouw of een door hoererij ontheiligde vrouw, deze mag hij niet nemen, maar hij moet een maagd tot vrouw nemen uit zijn volksgenoten, zodat hij zijn nageslacht onder zijn volksgenoten niet ontheiligt. Voorzeker, Ik ben de HEERE, Die hem heiligt.

Je mag als voorganger geen vrouw nemen die al is ingereden, net als bij biologische groente moet ze van JHWH onbespoten zijn. Dat voorschrift vind je in veel culturen, ook bij Hindoestanen, Moslims, natuurvolken. Je kunt dit voorschrift in die tijd gezien zelfs als ‘vrouwvriendelijk’ interpreteren, want eenmaal gehuwd heeft die man de zorgplicht over zijn vrouw: anders zou hij na ‘de daad’ de benen kunnen nemen.

Daarnaast, het is voor een vrouw ook niet goed om een opeenvolging van mislukte ‘relaties’ te hebben, alsof ‘de daad’ niet ook een emotionele impact heeft. Je loopt de kans door emotionele teleurstelling te verzuren. En voor je het weet krijg je vrouwen die dan verweesde honden uit Spanje gaan importeren en die Dierenpartij stemmen. Of ze worden – nadat het gehele Minerva/Vindicat-corps er overheen ging- rancuneus, en gaan voor het Openbaar Ministerie werken om zo wraak te oefenen/’de wereld te verbeteren’ met staatsagressie.

Wel vreemd, is dat een priester dus niet ook een weduwe mag huwen of een vrouw die door een ander is afgewezen.

Kerk nu atelier

Alleen een kelner zonder lichamelijk gebrek
De daarop volgende voorschriften, lijken een beetje eugenetisch van aard. Alleen volmaakt gevormde en gebouwde mensen mogen de tempeldienst bedrijven. Terwijl je bij Amerikaanse Baptistengemeentes op televisie wel ziet dat ze gehandicapten, cyclopen en zelfs een voorganger zonder armen en benen opvoeren. Dat is voor die christenen dan een teken dat iedereen een creatie van God is, en dus levenswaardig, dat God wilde dat die allemaal geboren zijn.

Maar in Leviticus lezen we dat JHWH alleen zijn voedsel aanneemt van mensen zonder enig gebrek, je mag bij het brengen van offers niet blind zijn, een vlek op je oog hebben, verminkte ballen hebben:

De HEERE sprak tot Mozes:

Spreek tot Aäron en zeg: Niemand van je nageslacht, al hun generaties door, die een gebrek heeft, mag naar voren komen om het voedsel van zijn God aan te bieden.

Voorzeker, geen enkele man die een gebrek heeft, mag naar voren komen: een blinde man, of een verlamde, of iemand met een misvormd gezicht of te lange ledematen, of iemand die een vergroeide breuk in zijn voet, of een vergroeide breuk in zijn hand heeft, of iemand met een bochel, of een dwerg, of iemand met een vlek op zijn oog, of met uitslag, of een huidziekte of met verminkte testikels.

Ik kon bij leuke mensen bij de barbecue aanschuiven…

Want iedereen die een gebrek heeft die ontheiligt het ‘voedsel van uw God’

Geen enkele man uit het nageslacht van de priester Aäron met een gebrek mag naderbij komen om de vuuroffers van de HEERE aan te bieden. Hij heeft een gebrek, daarom mag hij niet naderbij komen om het voedsel van zijn God aan te bieden. Hij mag wel het voedsel van zijn God eten, zowel van de allerheiligste als van de heilige offergaven, maar omdat hij een gebrek heeft, mag hij niet bij het voorhangsel komen en niet tot het altaar naderen, opdat hij Mijn heiligdommen niet ontheiligt, want Ik ben de HEERE, Die hen heiligt.

Al met al zien we in de Thora dus nog een archaisch primitief godsbeeld. Van een nogal bozig aangelegde godheid die zich op zijn eigen volk werpt, die door Mozes ‘Krijgsman’ genoemd wordt, maar die ook (bloed) eten moet, die teert op de anima, levensenergie van de geofferde dieren. En die eist dat zijn bedienden in Bloed-Cafe JHWH achter het voorhangsel niet enig gebrek hebben.

Als iedere geborene creatie van God zou zijn, ook die dwerg en die man met die bochel, vindt God die eigen creaties dan stiekem minderwaardig? Of ziet Hij ze zelfs niet eens als eigen creatie? Die vraag wil ik de lezer van deze zondagspreek meegeven, op basis van Leviticus 21.

In de christelijke visie is God onveranderlijk, Eeuwig, meer een Platonische Godheid. Maar in het Oude Testament bepaald niet. Daar kan God spijt krijgen, en zich door Mozes laten overreden, Hij heeft allerlei smaken en voorkeuren. Heb een goede zondag.

One Reply to “‘Het Voedsel van hun God’… (Leviticus 21)”

  1. Goede vraag. Ik denk dat God ons perfect heeft geschapen, alleen door de zonde van de mens worden we imperfect. Om die redenen zijn er allemaal rare ziektes en aandoeningen. Omdat we hierin God verlaten hebben. God zegt ook dat dat gevolgen heeft in je geslacht (in de genen dus), op generatie op generatie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *