Kuilen zandmijnbouw Noordzee ‘decennia tot eeuwen’ zichtbaar

De opgespoten strandwal van Callantsoog

Zandmijnbouwers van de Noordzee als Boskalis en Rijkswaterstaat, claimen al decennia dat hun impact op het zeeleven en de totale Noordzeebodem klein is. Ze zijn op een klein oppervlak actief (0,03% van de Noordzee) en natuurlijke dynamiek vult snel de winningsgaten. Die beweringen zijn toe aan herziening.

Een bathymetrische studie via echolocatie van de bodemstructuur bij Sylt in de Duitse Bocht in Geomarine Letters (2019) van F. Mielck et al toont dat herstel wel decennia tot eeuwen kan duren.

Nederland was in 2012 ’s werelds grootste zeezand-mijnbouwer (63 miljoen kuub) , groter dan de Verenigde Staten (57 miljoen kuub), 5 maal groter dan de nr 2 van de Noordzee; Groot Brittannie (12 miljoen kuub)

Kampioen zandwinning, economische overheidsstrategie

Nederland wereldkampioen zandmijnbouw
In 2012 was Koninklijke Boskalis van Papa Van der Vorm- de eigenaar van de FD Mediagroep- met Rijkswaterstaat ’s werelds grootste zandmijnbouwer met de extractie van 63 miljoen kuub Noordzeezand van de 97 miljoen kuub in totaal (data ICES 2012).

Liefst 37 miljoen kuub Noordzeezand werd door Rijkswaterstaat gebruikt voor voorkust-suppleties en strandsuppleties. Het overige zand is voor de bouwindustrie. Nederland is daarom bij de internationale natuurbeschermers van World Ocean Review berucht:

The extent of sand and gravel consumption by the Netherlands is highlighted by the fact that the USA uses only about 57 million cubic metres of marine sand each year. In that country, the material is almost exclusively utilized for the purposes of coastal protection and beach replenishment.

Trudy! Gesuppleerde schelpenbank,  althans, zo leek dat sterk

Op het strand van Callantsoog kun je de resultaten zien van een strandsuppletie. En tegelijk krijg je iets van een indruk van de ecologische schade die Rijkswaterstaat en Boskalis veroorzaken aan het zeebodem-leven. Ze gebruiken het grovere Pleistocene (IJstijd) zand en het Pliocene zand, en winnen dat liefst zo dicht mogelijk op de kust. Dit natuurlijk vanwege de kosten.

Hoe verder weg je vaart, hoe hoger de winningskosten.

Zoals het RIACON-onderzoek (1993/1997) naar effecten van suppleties al vaststelde van Dalfsen en Essink (RIKZ), naar suppleties bij Terschelling:

Short-term effects on the benthic community were in general terms a decrease in species abundance and in zoobenthic biomass. This effect was most clear in the deeper study sites (Torsminde/DK, Terschelling/NL)

De Noordzee, ’s werelds meest intensief gemijnbouwde zeegebied

En (blz 23)

Long living species, such as bivalves (e.g. Spisula subtruncata, Donax vittatus) and sea urchins (Echinocardium cordatum) showed a much slower recovery. For these species, that do not reproduce successfully each year, recovery of total biomass and a normal age structure is considered to take 2-5 years.

En

A more serious risk of shoreface nourishment relates to diving ducks, such as the common scoter (Melanitta nigra, de zwarte zee-eend). These birds are known to feed especially on banks of the bivalve Spisula sp.

Therefore, any shoreface nourishment that buries banks of these bivalves under a body of sand will during the following winters affect the food resources of these ducks

Trudy!

Negatieve relatie met bodemleven
Er is dus al 25 jaar bekend bij Rijkswaterstaat dat er een negatieve relatie bestaat tussen bodemleven en suppleties. Maar we praten hier over belangen van miljarden euro’s voor de Ultimate Beneficiary Owners (UBO’s) van de bedrijven van Nederland. Om die invloed te maskeren hanteert onze leugenachtige corrupte overheid (Ministerie Infrastructuur & Milieu, LNV en Ministerie van EZ) daarom twee strategieen:

  • visserijbashing, onze vissers zwart maken over ‘bodemberoering’ met de milieuclubjes die ze voor negatieve campagnes subsidieert, zoals Stichting de Noordzee
  • via gekocht onderzoek van de Stichting Wageningen Research (van het Ministerie van LNV) dat de feiten begraaft onder rammelende statistiek en opinies van onderzoekers. Eventueel aangevuld met onderzoek van Deltares, een Stichting van het Ministerie van EZ

Die negatieve relatie tussen zandmijnbouw, suppleties en de zeefauna probeerden ze bijvoorbeeld te begraven, met een statistische studie van de door Rijkswaterstaat gekochte onderzoekers Martin Baptist en Mardik Leopold (2009, Estuarine and Coastal Shelf Science).

Ze namen een kortere dataset dan beschikbaar was van suppleties en het voorkomen van hun zee-eenden. Hoe korter de periode van je dataset met hoge suppletie-volumes, hoe kleiner de kans dat je een correlatie vindt.

En omdat deze door Rijkswaterstaat gekochte onderzoekers toen geen COR-relatie vonden (statistisch gelijktijdig optreden) met suppleties, concludeerden ze: Rijkswaterstaat is niet de boosdoener, dan moet het ‘de klimaatverandering’ en ‘de visserij’ wel zijn.

Resultaat strandsuppletie

Terwijl uit eerder RIACON-onderzoek al lang een negatieve RE-latie bekend is met schelpdieren. Vanwege de bodemberoering door Rijkswaterstaat en Koninklijke Boskalis- de sponsor van milieuclub Stichting de Noordzee-formuleerden we hier al de Rypothese:

De explosief sinds de jaren ’90 toegenomen intensiteit van suppleties door Rijkswaterstaat bevoordeelt de exotische zwaardschede, boven de langlevender soorten met langere generatietijd.

Die zwaardschede kan zich bij het fijner sediment dat achterblijft (zandmijnbouw gaat voor grof zand) makkelijker ingraven.

Zo zuigt Koninklijke Boskalis dus complete schelpdierfauna’s op voor Rijkswaterstaat en de bouwindustrie. En dat kun je direct zien op de strandwal die ze opspoten. Vaak mengen ze die banken dan ook nog met een soort coating, specie om te snelle verstuiving te voorkomen.

De Boskalis Sahara

Dat doet Jan de Nul althans in de Boskalis Sahara die ze aan de Waddenzeekant bij Oudeschild opspoten met ongeveer 4 miljoen kuub zand uit de Bruine Bank.

Het argument dat de zandmijnbouwers gebruiken met het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (windmolens) is al 25 jaar gelijk. Zie de vissers, die gebruiken wel 309 duizend vierkante kilometer zeebodem (54%), wij gebruiken maar 0,03 procent van de Noordzee. Ergo: onze invloed moet wel klein zijn.

Een voorbeeld van dit ‘van dik hout zuigt men zandbanken’-argument, zien we al bij SJ de Groot in het ICES Journal of Marine Science in 1996. Hij erkent in het artikel ‘The physical impact of marine aggregate exctraction in the North Sea’ weliswaar dat bagger en zandmijnbouw-activiteit in paaigronden van bijvoorbeeld haring de visserijbelangen kan schaden.

S De Groot, ICES Journal Marine Science 1996. Plotse explosie winning vanaf 1982

De Groot schrijft, als resultaat van een vergadering van een ICES werkgroep over zandwinning:

Fisheries interests may be seriously threatened when dredging activities coincide with herring spawning grounds. Also re-deposition of fines from the plumes, which may extend beyong the actual dredging area, may smother eggs laid on the bottom (De Groot, 1980).

Dat zandzuigen in paaigronden zagen we vorig jaar plaatsvinden bij Rugen voor windfarms in de paaigronden van Baltische haring. Net als de plaatsing van windfarms op de Noordzeebodem in de paaigronden (en visgronden), verander je zo het gehele zeehabitat.

Negatieve effecten bekend op bodemfauna

De Groot ziet ook dan (1996) al een meer dan verdubbelde zand-extractie ten op zichte van de jaren ’80, vanaf 1982 schiet de winning plots omhoog. Maar zijn korte artikel besluit, op basis van het OPPERVLAKTE-beslag van een activiteit:

Bottom trawling appears to have a much greater impact than all other activities together. Marine aggregate extraction disturbs only 0.03% of the total seabed in the North Sea on an annual basis. However, dredging is concentrated in coastal waters, which represent specific habitats, and local effects may be significant.

Overal zandzuigers op de paaigronden van Baltische haring bij Rugen (DE)

Omdat visserij 54% van de Noordzeebodem beinvloedt, en de zandwinning maar op 0,03% plaatsvindt: zand er over, die effecten. Maar zoals het IMPACT2-onderzoek van NIOZ in de jaren’90 al toonde: de effecten van boomkorvisserij op het door haar meest gebruikte zandige habitat, (die van de schol), die waren na 37 uur (…) al niet meer te zien.

Van belang voor de ecologische schade is dus:

– de intensiteit van de activiteit
– de duur van het herstel

De schuimende Noordzee

De oppervlakte die je gebruikt, zegt nog niets over de daadwerkelijke impact op het bodemleven, terwijl ze dat oppervlakte-argument wel steeds als vergoeilijking aanvoeren.

Is die intensiteit van je activiteit voor bodemleven relatief laag (je beroert alleen de bovenste centimeters, ipv dat je kuilen van tientallen meters graaft) dan is je negatieve invloed dus kleiner. Ook verdunt het grote oppervlak de kans dat je op 1 plek vaak intensief aanwezig bent, zoals bij visserij het geval is. Oppervlakte zegt niets over intensiteit, noch over de duur van herstel.

Terwijl die parameters ecologisch van belang zijn. De zandmijnbouwers mijnen juist de visgronden vlak onder de kust uit, zeer intensief en met meters diepe kuilen waarbij ze het hele habitat veranderen.

Verlos de zee van Boskalis, sponsor Stichting de Noordzee, vissertjepesters

World Ocean Review besteedt zelfs speciale aandacht aan de Hollandse zeezandhonger. Zij schrijven dat zorgen van de visserij tot veel onderzoek hebben geleid:

Since the start of the new millennium, therefore, a whole raft of biological studies has been carried out with the aim of assessing the impact of suction dredging on the marine environment. These investigations have shown that dredging does indeed have an impact, but have also revealed that such effects are limited to relatively small areas. (kijk, daar is hij weer RZ, het oppervlakte-argument)

An English study, for instance, proved that after 25 years of sand dredging, an area needs about 6 years to completely repopulate. (met wat?) In an area dredged for only a brief period or just once, the original conditions are already restored after 1 or 2 years.

A Dutch study even concluded that 2 years after dredging sand to expand the port of Rotterdam the fish biomass in the dredged area increased substantially. Why this is, is unclear.  🙂 

Zand op de schroeven

Corrupt onderzoek in Nederland
Nou, waarom visbiomassa bij de Tweede Maasvlakte op geld van projectleider Ton IJlstra zo positief reageert? Hoe zou dat komen? World Ocean Review is niet bekend met de hier endemische academische corruptie van door onze leugenachtige corrupte overheid betaald rapportonderzoek door Imares, het huidig Wageningen Marine Research, de stichting van het Ministerie van Ton IJlstra.

Dan verklaar je waarom plots in tientallen meters diepe kuilen het wemelt van de vis. 🙂

Meer objectieve studies dan het intellectueel corrupte gesjoemel in Wageningen bestaan ook. Het idee dat altijd snelle opvulling volgt van zandkuilen, dat wordt nu alvast weersproken door deze studie bij Sylt (DE) in Geomarine Letters (2019) van F.Mielck et al.

Deze studie bespreken we

Onder Westerland wint het Duitse Rijkswaterstaat daar al decennia zand voor kustsuppleties op het langgerekte Noord Friese eiland Sylt.

De typische vorm van Sylt als 40 km lang barriere-eiland

Sylt heeft in de Duitse Bocht namelijk ook veel last van kusterosie, en bestrijdt die erosie ook met zand. Wat de onderzoekers hier vonden, is dat de diepe winningskuilen van 1993 nog steeds niet zijn opgevuld. En als ze wel worden opgevuld is dat niet met zand, maar met modder. Je ziet dat de ‘gain’ op de figuur van 1993-2013 enkele meters bedraagt.

Een acht meter diepe kuil is dus na 20 jaar voor slechts enkele meters weer opgevuld. Ook wordt de oppervlakte van de kuil groter door erosie van omringende randen.

Figuur 4 uit Mielck et al (2019) Marine Geoletters

Zij concluderen:

We conclude that (1) the steep slopes of new dredging pits cause slope failure (sand-slips, slumps) and erosion. (2) Sluggish bottom currents within the pits prevent sand transport and allow mud to settle.

Based on the available data, the time for the complete re-establishment of natural conditions is difficult to estimate. Most likely, it will take many decades to few centuries. However, even after more than 30 years, the traces of the deeper excavations are still clearly recognizable.

Dick Bruna-strand

Dick Bruna strand

En dus is de zandextractie voor de belangen van Rijkswaterstaat, windmolenaars en Boskalis dus wel degelijk lokaal ecologisch zeer schadelijk, volgens empirisch bewezen effecten. Want zij blijft wel decennia invloed houden, EN herstel van fauna duurt lang, de gehele faunasamenstelling kan door verandering van het sediment blijvend veranderen voor vele jaren.

Vergelijk dat met de 37 uur zichtbare invloed van een boomkor-vistuig, zoals het IMPACT2-onderzoek van NIOZ in de jaren ’90 beschreef. Eeuwen versus uren.

Daarom blijven ze het ‘oppervlakte’-argument gebruiken als stoplap: Wij gebruiken maar een klein stukje. Maar in dat kleine stukje gaat alles over de kop voor decennia, wanneer er niet gelijkaardig sediment (zand) in terugkomt.

De Noordzee bij Callantsoog

Een objectiever maat voor ‘bodemberoering’ dan die benutte oppervlakte (0,03% mijnbouw versus 54% visserij) kan dus het volume bodemberoering zijn. Dan heb je ook een maat voor intensiteit. Het lijkt mij dat de 63 miljoen kuub bodemberoering per jaar van Boskalis/Rijkswaterstaat met kuilen van tien meters diep, meer is dan de centimeters diepe beroering van vistuig.

Je dient dus een volumemaat bodemberoering voor visserij te bepalen, en pas dan kun je intensiteit enigszins objectief vergelijken. Mij dunkt kan dat niet meer dan enkele honderdduizenden kuubs zijn per jaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *